Op gesprek
Met mijn rechterarm in een mitella fiets ik richting het bedrijf waar ik een sollicitatiegesprek heb. Afspraak is afspraak. Een man, een man, een woord, een woord. Het leven komt nu eenmaal tussendoor.
In de buurt van het nieuwe industrieterrein zijn ze overal met de wegen bezig. Ik pak mijn telefoon en raadpleeg de routeplanner. In de verte de wegwijzers voor het snelle verkeer. Het bedrijf doemt op, het kan niet ver meer zijn.
Ik vind geen enkele manier om op het bedrijventerrein te komen. Fiets heen en weer. Het wordt later en later. De telefoon geeft aan dat ik te laat ga komen. Volgens de autoroute tenminste. Met mijn fiets steek ik vast nog ergens tussendoor.
Verder en verder raak ik verwijderd. Ik fiets een boerderij voorbij. Er komt geen enkele afslag. Ik keer weer om. Ben inmiddels te laat.
Ten einde raad besluit ik over een grasheuvel het terrein te enteren. Mijn nette schoenen zakken weg in de modder. Ik gooi mijn fiets naar beneden omdat ik anders zal vallen met die ene arm. Het is steil naar beneden.
Met een bezweet voorhoofd, arm in de mitella en modderpoten meld ik me uiteindelijk een kwartier te laat bij de receptie. Ik vraag naar het toilet om mezelf nog een beetje te fatsoeneren.
Ik geef een uiterst vriendelijke man met links een hand. Probeer het ijs te breken:
'Jullie vragen meestal als eerste of ik het een beetje heb kunnen vinden'.
Als de man koffie voor me haalt, voel ik dat mijn rug zeiknat is. Ik dep mijn voorhoofd. Schrik van mijn schoenen.
De man begint ontspannen te praten. Er komt een tweede man bij. Vele onderwerpen passeren de revue. Het wordt later en later. Als ze vragen wat voor een type ik ben, grap ik dat ik in ieder geval doorzettingsvermogen heb.
Na bijna twee uur krijg ik de vraag per wanneer ik beschikbaar ben. Ik beweeg mijn mitella iets omhoog. We lachen met zijn drieën.
door René Turk