Bent u al geplastificeerd?
Mijn pas deed het niet en ik had geen contant geld. Ik stond er gekleurd op. Nee, ik kon het geld niet overmaken. En nee, ik mocht de boodschappen niet meenemen. Dat ik vaste klant ben, was niet belangrijk. Ik hoefde de boodschappen niet zelf terug te zetten. De caissière keek me de supermarkt uit, alsof ze met uitschot niets te maken wilde hebben. Dat ik haar, een tijdje terug nog geholpen had met haar fiets, leek ze te zijn vergeten.
Ik belde het landelijke nummer van de bank. Ik moest gewoon even internetbankieren, dan zou de blokkade vanzelf verdwijnen, dat gebeurde soms. Ze had gelijk, ondervond ik later opgelucht in de snackbar, mijn enige toevluchtsoord, na de inmiddels gesloten supermarkt.
Dit weekend moest ik wederom op diverse plekken worden gered, omdat mijn pas het nergens deed. 's Avonds kroop ik vol goede hoop achter de computer, maar uiteindelijk belde ik weer het landelijke nummer. Deze keer was het serieus. Ik moest naar Arnhem om daar een nieuwe pas aan te vragen.
Het kwam op zich goed uit, ik moest daar de volgende dag toch zijn. Voor de zekerheid checkte ik vlak voor vertrek het saldo op mijn ov-chipkaart. Er bleek nog maar vijf euro op te staan. Waar was toch al dat geld gebleven? Ik besloot gewoon maar in de trein te springen. Mijn verhaal was immers waterdicht. Al zat ik toch niet zo fijn in die trein. Controle bleef achterwege maar ik moest nog wel door die poortjes. Ik liep recht in de armen van de spoorwegpolitie en bracht vol overtuiging mijn verhaal.
'Je had toch geld kunnen lenen? Je kent toch wel iemand die geld heeft?'
Ik hoorde het in Keulen donderen.
'Ik zal je dit keer matsen. Ze zijn er niet bij Arriva. De NS was een ander verhaal geweest.'
En zo redde ik mijn vijf euro om eerst even met de bus naar Arnhem-Noord te reizen.
Van de beveiliger moest ik buiten de bank wachten tot er een plekje was vrijgekomen. Ik hielp een man, strak in het pak, met het bijvullen van desinfectiemiddel, in de dispenser. Achter me vormde zich een rij, ze spraken over problemen met bankpassen.
Even later zag ik mezelf mijn bankpas schoonmaken met een spuitbus. Een jonge vrouw in mantelpak zei dat er niets mis was met mijn rekening. Een nieuwe pas zou vijf dagen kunnen duren. Een man, nog strakker in het pak, vroeg of hij de case mocht overnemen. De man, van wie ik dacht dat hij sitemanager zou zijn, bleek stageloper. Hij verdween in een kantoortje achter glas. Ik vroeg de vrouw om een beschermer voor mijn toekomstige pas. Ze wees naar een volle doos kartonnen hoesjes. Ik zei dat de pas daar in twee weken doorheen steekt, dat ik iets van plastic zocht.
'Wel duurzaam,' zei ze.
Ik mocht wachten op een eenzame stoel.
'Laten we toch even kijken wat hij doet bij de pinautomaat,' zei de stagiair.
Wonder boven wonder doorliep ik met gemak alle stappen. Ik pinde maar meteen driehonderd euro, je kon immers maar nooit weten.
Achter een computer mocht ik via internetbankieren een nieuwe pas aanvragen. De man in het hele strakke pak assisteerde mij van ver alsof ik voor het eerst een computer zag.
'We graven ons eigen graf,' zei hij uit het niets.
Ik was jaren geleden al opgehouden me te verbazen over het bankwezen.
'Dit mogen we nog!' vervolgde hij.
Ik wenste iedereen een fijne dag. De beveiliger keek alsof hij nog nooit zoiets gehoord had.
Zoals ik verwacht had, kon ik met mijn pas de ov-chipkaart niet opladen. Ik haalde wat boodschappen bij de biologische winkel en vroeg de caissière om veel muntgeld retour.
'We hebben het zelf keihard nodig,' zei ze streng.
Met vier euro mocht ik mijn handen dichtknijpen.
Ik had het inmiddels gehad met Nederland en liep een Turkse winkel binnen.
'Oh, voor de trein,' maakte de eigenaar mijn zin af.
Ik moest het wel met vijf euro doen, iedereen kwam blijkbaar bij hem.Natuurlijk werd ik niet gecontroleerd, de man van de spoorwegpolitie was immers al heel open over Arriva geweest.
Even later belde de bank.
Ik had mijn paspoort laten liggen.
Tekst: René Turk, Cartoon: Erwin Hogeboom